Wat zijn afwijkende mondgewoonten?
Gewoonten die een negatieve invloed uitoefenen op de ontwikkeling van gebits- en kaakstructuren en waarvoor vaak orthodontische interventie noodzakelijk blijkt, noemen we afwijkende mondgewoonten. Daarnaast kunnen deze gewoonten leiden tot gehoor- en articulatieproblemen. Tot deze schadelijke gewoonten behoren o.a. zuiggewoonten, habitueel mondademen, afwijkende tongplaatsing in rust en afwijkend slikgedrag.
Duimzuigen
Duimzuigen is de frequentste voorkomende en meest problematische zuiggewoonte. Duimzuigen is de gewoonte om de duim of één of meerdere andere vingers tussen de tanden te plaatsen. Duimzuigen ontstaat vaak vanuit de natuurlijke zuigbehoefte die kinderen gedurende het eerste levensjaar hebben. Normaal neemt deze zuigbehoefte tegen het einde van het eerste levensjaar af en verdwijnt het duimzuigen.
Tijdens het duim- of speenzuigen ligt de tong niet in haar normale positie tegen de bovenste tandboog, maar wordt ze in een lage ligging gedwongen en ontstaat er vaak een tongpersgewoonte. Wanneer de duim of speen niet in de mond is, hangt de mond meestal open en verslappen de lipspieren.
Stressfactoren lijken een van de belangrijkste oorzaken van zuiggewoonten te zijn. Duimzuigen zou iets meer voorkomen bij meisjes dan bij jongens; voor fopspeenzuigen zijn er geen sekseverschillen.
Het is belangrijk dat zuiggewoonten zijn verdwenen voor de tandenwissel aanvangt.
De ernst van deze zuiggewoonten en bijgevolg ook de consequenties ervan, zijn afhankelijk van de wijze, frequentie, de duur en de intensiteit.
Habitueel mondademen
Habitueel mondademen is een gewoonte om een deel van de ademlucht door de mond in te ademen, terwijl de neus voldoende doorgankelijk is. Habitueel mondademen moet worden onderscheiden van open mondgedrag en obstructiemondademen. Onder open mondgedrag verstaan we de gewoonte de lippen niet te sluiten terwijl er niet door de mond wordt geademd, maar wel door de neus. Obstructiemondademen is de situatie waarbij neusverstopping noodzaakt tot mondademen en is dus een tijdelijk probleem.
De gevolgen van mondademen en open mondgedrag zijn talrijk: de tonghouding in rust, het slikken, morfologie van boven- en onderkaak, hard gehemelte, tandenstand, tonus van de neusvleugels, lichaamshouding, algemene tonus, articulatiepatronen.
Foutieve tongpositie in rust en infantiel slikken
Men spreekt van een goede tongplaatsing in rust wanneer de tong licht aangezogen is tegen het palatum (verhemelte) en rust op of tegen de bovenste tandenboog. Bij een foutieve tongplaatsing in rust ligt de tong tegen het slijmvlies van de onderlip of op de mondbodem.
Bij ‘infantiel slikken’ zien we dat de tongpunt tegen of tussen de gebitselementen of lippen ligt en dat er een te veel of te weinig spanning is in de spieren die betrokken zijn bij het kauwen en slikken. Door het ontbreken van de druk van de tong tegen de tandboog kan het verhemelte niet in de breedte uitgroeien, waardoor dit een negatieve invloed uitoefent op de ontwikkeling van kaak- en gebitsstructuren. Op het moment dat de tandenwissel aanvangt, moeten deze stoornissen zijn weggewerkt om de gevolgen op de ontwikkeling van kaak- en gebitsstructuren zo miniem mogelijk te maken. Op die manier kunnen orthodontische kosten vermeden worden.
Wat doet de logopedist?
De logopedist richt zich in eerste instantie op het opsporen en aanpakken van de mogelijke oorzaken. Daarnaast zal vaak via een gedragstherapeutische aanpak geprobeerd worden om de negatieve gewoonten te doen verdwijnen en het gewenste gedrag te laten toenemen. Dit alles gebeurt in een speelse setting.
Binnen de oraal-myofunctionele oefentherapie zal de logopedist oefeningen geven die er toe moeten leiden dat het verstoorde evenwicht tussen de verschillende orofaciale spiergroepen hersteld wordt. Daarnaast wordt gestreefd naar een correcte tongplaatsing in rust en tijdens slikken.
Ook de articulatieproblemen die vaak geassocieerd zijn aan deze schadelijke mondgewoonten, zullen in een gestructureerde setting worden aangepakt. Vaak gaat het om interdentale (tussenstandse) of addentale (tegentandse) productie van onder meer de /s/, /z/, /t/, /d/, /n/ en /l/.
Bij de aanpak van deze problemen is het belangrijk dat er een goede samenwerking is tussen de verschillende disciplines die betrokken zijn bij de aanpak. We denken hierbij aan NKO-artsen, tandartsen, orthodontisten, psychologen, …
- Afwijkende mondgewoonten
De logopedist kan een belangrijke rol spelen binnen de aanpak van zuiggewoonten. In eerste instantie zal moeten achterhaald worden, wat de oorzaak van het probleem is. Een behandeling waarbij de oorzaak eerst wordt aangepakt in combinatie met een gedragstherapeutische benadering, geeft de beste resultaten. Binnen deze laatste zal het heel belangrijk zijn om het gewenste gedrag zoveel mogelijk te versterken via werken met beloningssystemen.
- Mondademen
Wanneer uit NKO-onderzoek is gebleken dat de neusweg vrij is en het kind in staat moet zijn om door de neus te ademen, kan de logopedist helpen bij het bestrijden van de foutieve gewoonte. Vaak zal een myofunctionele therapie worden opgestart die gericht is op het bevorderen van de lipsluiting via het trainen van de spieren binnen het orofaciaal gebied. Ook gedragstherapeutische technieken en het werken met specifieke technische hulpmiddelen komen aan bod.
- Foutieve tongpositie en infantiel slikken
Bij de logopedist leert de patiënt de correcte tongpositie in rust aan. Van zodra de patiënt erin slaagt om in rust een correcte tongpositie te demonstreren, kan in een gestructureerde myofunctionele training het slikpatroon gecorrigeerd worden en kunnen tenslotte eventuele spraakproblemen weggewerkt worden.
Bron: folder ‘Afwijkende mondgewoonten’ Vlaamse Vereniging voor Logopedisten