Stotteren

Wat is stotteren?

Stotteren is een spraakstoornis. Er doen zich ongewild en onvrijwillig onderbrekingen voor van de spreekbewegingen. De continue stroom van klank naar klank, van lettergreep naar lettergreep, tot woorden, zinsdelen en zinnen wordt meestal binnenin een woord doorbroken. Bijvoorbeeld: ‘I-i-ik’, ‘wa-wa-want’, ‘vvvvandaag’, ‘k. om’. Stotteren kan goed onderscheiden worden van ‘gewone haperingen’ die zich bij elke spreker voordoen. Bovendien doen zich op de stottermomenten dikwijls ook bijkomende gespannen bewegingen voor. Die zijn soms zichtbaar onder de vorm van gelaatstrekken, bewegingen met het hoofd, ledematen of handen en voeten.

Genetische factoren en prenatale biologische processen maken dat een kind de aanleg kan vertonen om te gaan stotteren wat gebeurt bij ongeveer drie op honderd van de nieuwgeboren kinderen. Het stotteren begint op heel jonge leeftijd, gewoonlijk tussen 2 en 5 jaar. Het ontstaat meestal geleidelijk, maar het kan ook plots, als het ware van dag op dag. Dikwijls verloopt de ernst van deze spraakstoornis wisselvallig. Bij vermoeidheid en onder emotie (opwinding) neemt de ernst doorgaans toe.

Gemiddeld beschouwd herstelt het stotteren zich bij een derde van de jonge kinderen. Doorgaans gebeurt dit wat korter bij het ontstaan dan lang erna, wat meer bij meisjes dan bij jongens, meer bij kinderen die licht stotteren, zelf niet reageren en vanuit de omgeving geen druk op spreken ervaren.

Bij een ander deel ontwikkelt het zich tot een lastig probleem. Er kunnen dan allerlei verschijnselen ontstaan: bijbewegingen (bv. gelaatstrekken), bijgeluiden (bv. ademhappen), vermijdingsgedrag (bv. andere woorden gebruiken, minder praten…). Meer en meer worden onaangename gevoelens en gedachten opgebouwd over het spreken. Dit hindert het kind sterk en belemmert communicatie. Dikwijls wordt stotteren een handicap bij studies, op het werk, in het gezin, in een wereld die meer en sneller mondelinge communicatie vergt.

Hoe wel of niet reageren?

Als een kind of een volwassene stottert, blijken een aantal reacties op termijn nadelig te zijn. Het gaat om verkeerde raad zoals ‘adem goed’, ‘denk eerst na’, ‘tik eens met je hand’, ‘begin eens opnieuw’, ‘praat niet zo snel’, ‘kalm, rustig’, ‘stop er eens mee’, ‘zie je wel dat het lukt’ enzovoort. Het hoeft geen betoog dat spotten, lachen, plagen heel negatieve reacties zijn.  Ook het verhogen van de druk om vlot te praten is nefast evenals steeds het woord aanvullen, de juiste uitspraak oefenen, belonen van vlot spreken en bestraffen van stotteren.

Verkeerde instructies en opmerkingen weglaten, tijd geven om te spreken, duidelijk maken dat je goed luistert, aankijken tijdens een gesprek, eigen zenuwachtigheid of ontgoochelingen trachten achterwege te laten zijn aan te bevelen.

Informeer leerkrachten, kinderoppas, familieleden, leiding van sport- en hobbyclubs hierover.

Wat met hulpverlening?

Met het vermoeden van stotteren kan men zich wenden tot een arts. De arts kan een logopedisch onderzoek voorschrijven. Dan kan contact opgenomen worden met een logopedist.

Leeftijd is geen criterium voor het weghouden van logopedisch onderzoek. Logopedisten beschikken over onderzoeksmethoden voor kleuters, kinderen, tieners, adolescenten en volwassenen. Ook behandelingen zijn op die diverse groepen afgestemd.

Verwacht van de logopedist een klinisch onderzoek met een gestructureerd interview, de opname en analyse van een spreekstaal, de bepaling van de aandoening en in geval van stotteren, de stotterernst, een meting van spreekattitude, een analyse van mentale, emotionele en spreekmotorische hinder en uitlokkende factoren. De onderzoeksresultaten zullen door de logopedist besproken worden.

Als daaruit naar voor komt dat het om stotteren gaat, zal blijken welke maatregelen nodig zijn: behandelen of opvolgen.

Bron: folder ‘Stotteren’ Vlaamse Vereniging voor Logopedisten